In het licht van het 50-jarig bestaan van het Physisch Laboratorium in 1977 zou het computerwerk een nakomer met een explosieve groei genoemd mogen worden met 1964, 1970, 1971 en 1974 als belangrijkste jaartallen met betrekking tot de computercapaciteit van het Laboratorium.
In de jaren vóór 1964 werden bovengenoemde werkzaamheden verricht met behulp van tafelrekenmachines door onder andere medewerkers met de functieaanduiding van rekenaar. Dit werk kostte veel manuren, bijvoorbeeld een matrixinversie van een eenvoudige matrix van 24x24 kostte 5 manuren achter een "Madas", een elektrisch aangedreven tafelrekenmachine met een mechanisch telwerk.
De Elliott/NCR 803B beschikte over een geheugen van 8192 woorden van 39 bits, een cycletime van 576 microseconde. Voor opslag van gegevens beschikte de Elliot over magnetische "film": 3 films van 262144 woorden (4096 blokken) van 29 bits. Een woord bevatte of twee instructies of een getal (12 decimals fixed point; 9 decimals floating point).
Aan randapparatuur werd geleverd:
5- en 8-kanaals 500 tekens/sec (cps)
paper tapelezer, een
5- en 8-kanaals 100 cps papertapeponser en later een Calcomp 563 plotter. De software bestond uit een assembler, Algolvertaler, een eenvoudig simulatiepakket en een plotterpakket.
Al gauw was het werkaanbod dusdanig, dat gebruik buiten de normale werkuren noodzakelijk bleek.
Een automatische telefoonbeantwoorder werd op het Laboratorium ontworpen, teneinde thuis via het computergeluid te kunnen vernemen, hoever een bepaald programma gevorderd was. Was er een parity-error te horen, dan kwam men op de fiets naar het Laboratorium om de fout te herstellen.
In 1965 werd reeds voorzien, dat snelheid en randapparatuur te beperkt waren. In het volgende jaar moest om die reden computercapaciteit van de Afdeling Bewerking Waarnemingsuitkomsten TNO, het latere IWIS-TNO, worden gehuurd. In de volgende jaren werd tevens een beroep gedaan op de computer van het Shape Technical Centre.
Het duurde tot 1970, alvorens het Laboratorium kan beschikken over een voor zijn taak berekende opvolger, een Control Data 3200 computer. Reeds medio 1967 was hierop aangedrongen.
De Control Data 3200 computer beschikte over een geheugen van 32K woorden van 24 bits, een cycle-time van 1.25 microseconde en uitgebreide randapparatuur, zoals schijfeenheden, magneetbandeenheden, kaartlezer, printer en plotter.
Tot de randapparatuur van de CD 1700 behoorde een papertape-station en apparatuur met mogelijkheden om allerlei randapparatuur te koppelen. Ten behoeve van het project "Wargaming" werden o.a. een kleurentelevisiemonitor en diaprojectoren via deze apparatuur aan het CD 3200/1700 computersysteem aangesloten door middel van zelf ontwikkelde interfaces. Tot de software behoorden o.a. diverse vertalers voor hogere programmeertalen, zoals Algol, Fortran en Cobol en enkele programmapakketten.
Vanwege het sterk groeiende computergebruik werd eind 1972 reeds gedacht
aan een groot computersysteem. In juni 1974 werd dit gerealiseerd.
De CD 3200 werd vervangen door een Control Data 6400
computersysteem. Hierover later meer.
Een dergelijk groot systeem was alleen gerechtvaardigd, doordat ook "anderen"
voor technisch-wetenschappelijk werk ten behoeve van de krijgsmacht van dit
systeem gebruik zouden gaan maken.
In 1975 werd de CD 1700 ingeruild voor de Control Data SYSTEM 17 minicomputer (in een nieuwere versie CDC System 18 geheten). De software voor de koppeling van deze minicomputer met de CD 6400 werd evenals dat bij de beide vorige systemen het geval was, zelf ontwikkeld. Hiermee ontstond het CD 6400/ SYSTEM 17 computersysteem.
Van dat systeem werd, behalve door het Laboratorium, ook gebruik gemaakt door de andere Rijksverdedigingsorganisatie (RVO)-laboratoria en diverse krijgsmachtdelen.
Zowel de grootte van het systeem, als de diversiteit van gebruikers is in 1975
aanleiding geweest om de beheersfunctie op te dragen aan een zelfstandige groep,
de Computergroep, voortgekomen
uit de researchgroep Wiskunde/Operationele Research.